Vertalingen sembrar ES>NL
I sembrar
werkw.
esparcir semillas un terreno preparado para este fin -
(in)zaaien Sembró sus campos de cerezos. - Hij zaaide zijn velden in met kersenbomen. |
II sembrar
werkw.
1) esparcir en un lugar cosas de forma abundante y sin orden -
uitstrooien sembrar un mantel de migas - een kleed met kruimels bezaaien |
2) causar algo mediante una acción dicho o comportamiento -
veroorzaken Sus palabras sembraron discordia entre los presentes. - Zijn woorden veroorzaakten onenigheid onder de aanwezigen. |
3) hacer algo que tendrá beneficios futuros -
inprenten Sembró profundas lecciones en el corazón de sus hijos. - Hij prentte diepe lessen in het hart van zijn kinderen in. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
sembrar (ww.) | bezaaien (ww.) ; inzaaien (ww.) ; zaaien (ww.) |
sembrar | bezaaien ; inzaaien |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `sembrar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: cultivarES: derramarES: desparramarES: desperdigarES: diseminarES: dispersarES: echarES: esparcirES: espolvorearES: plantar