Vertaal
Naar andere talen: • sembrar > DEsembrar > ENsembrar > FR
Vertalingen sembrar ES>NL

I sembrar

werkw.
Uitspraak:  [sem'βɾaɾ]

esparcir semillas un terreno preparado para este fin - (in)zaaien
Sembró sus campos de cerezos. - Hij zaaide zijn velden in met kersenbomen.


II sembrar

werkw.

1) esparcir en un lugar cosas de forma abundante y sin orden - uitstrooien
sembrar un mantel de migas - een kleed met kruimels bezaaien

2) causar algo mediante una acción dicho o comportamiento - veroorzaken
Sus palabras sembraron discordia entre los presentes. - Zijn woorden veroorzaakten onenigheid onder de aanwezigen.

3) hacer algo que tendrá beneficios futuros - inprenten
Sembró profundas lecciones en el corazón de sus hijos. - Hij prentte diepe lessen in het hart van zijn kinderen in.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
sembrar (ww.) bezaaien (ww.) ; inzaaien (ww.) ; zaaien (ww.)
sembrar bezaaien ; inzaaien
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `sembrar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: cultivar
ES: derramar
ES: desparramar
ES: desperdigar
ES: diseminar
ES: dispersar
ES: echar
ES: esparcir
ES: espolvorear
ES: plantar