Vertaal
Naar andere talen: • reconciliar > DEreconciliar > ENreconciliar > FR
Vertalingen reconciliar ES>NL

I reconciliar

werkw.
Uitspraak:  [rekonɑui'ljaɾ]

1) restablecer dos personas su amistad o relación - verzoenen
No logré reconciliar a mis padres. - Het lukte me niet om mijn ouders te verzoenen.

2) dar coherencia a dos cosas o teorías contrarias - herenigen
La nueva moda reconcilia la comodidad con la belleza. - De nieuwe mode herenigt het gemak met de schoonheid.


II reconciliarse

werkw.
Uitspraak:  [rekonɑui'ljaɾse]

1) restablecer una relación o amistad - zich verzoenen
Se reconciliaron después de años de separación. - Ze hebben zich na een jarenlange scheiding verzoend.

2) alcanzar la paz interior - zich verzoenen
Después de su confesión se reconcilió consigo mismo. - Na zijn bekentenis heeft hij zich met zichzelf verzoend.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
reconciliar (ww.) reconcilieren (ww.) ; verbroederen (ww.) ; verzoenen (ww.)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `reconciliar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acordar
ES: ajustar
ES: arbitrar
ES: arreglar
ES: conciliar
ES: dirimir
ES: hacer las paces
ES: pacificar
ES: reconciliarse
ES: solucionar hablando