Vertaal
Naar andere talen: • prevenir > DEprevenir > ENprevenir > FR
Vertalingen prevenir ES>NL

I prevenir

werkw.
Uitspraak:  [pɾeβe'niɾ]

1) conocer un daño o riesgo con anterioridad y tomar medidas para evitarlo - voorkomen
Hay que prevenir la epidemia. - De epidemie moet worden voorkomen.

2) avisar a alguien de algo negativo - waarschuwen
Nos previnieron de los incendios. - Ze hebben ons voor de branden gewaarschuwd.

3) preparar con anterioridad las cosas necesarias para un fin determinado - voorbereiden
prevenir las cosas para una mudanza - de zaken voorbereiden voor een verhuizing


II prevenirse

werkw.
Uitspraak:  [pɾeβe'niɾse]

proveerse con anterioridad de lo necesario para un fin - zich voorzien
Nos prevenimos de comida para el invierno. - We hebben ons voorzien van voedsel voor de winter.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
prevenir (ww.) afhouden (ww.) ; verhinderen (ww.) ; weren (ww.)
prevenir afwenden ; afweren ; voorkomen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `prevenir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aconsejar
ES: advertir
ES: alertar
ES: anticiparse
ES: anunciar
ES: aparejar
ES: arreglar
ES: avisar
ES: desbaratar
ES: disponer