Vertalingen prevenir ES>NL
I prevenir
werkw.
1) conocer un daño o riesgo con anterioridad y tomar medidas para evitarlo -
voorkomen Hay que prevenir la epidemia. - De epidemie moet worden voorkomen. |
2) avisar a alguien de algo negativo -
waarschuwen Nos previnieron de los incendios. - Ze hebben ons voor de branden gewaarschuwd. |
3) preparar con anterioridad las cosas necesarias para un fin determinado -
voorbereiden prevenir las cosas para una mudanza - de zaken voorbereiden voor een verhuizing |
II prevenirse
werkw.
proveerse con anterioridad de lo necesario para un fin -
zich voorzien Nos prevenimos de comida para el invierno. - We hebben ons voorzien van voedsel voor de winter. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
prevenir (ww.) | afhouden (ww.) ; verhinderen (ww.) ; weren (ww.) |
prevenir | afwenden ; afweren ; voorkomen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `prevenir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aconsejarES: advertirES: alertarES: anticiparseES: anunciarES: aparejarES: arreglarES: avisarES: desbaratarES: disponer