1. MWB
  2. Vertalen
  3. presencia (ES>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • presencia > DE • presencia > EN • presencia > FR
Vertalingen presencia ES>NL

la presencia

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [pɾe'senɑuja]

1) hecho de estar o existir en un lugar algo o alguien - aanwezigheid
Su presencia anima la reunión. - Zijn aanwezigheid fleurt de bijeenkomst op.

2) aspecto físico de una persona - uiterlijk
tener buena presencia - een goed uiterlijk hebben
uitdrukking presencia de ánimo

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
la presencia (v) de aanwezigheid (v) ; het bijzijn ; de presentie (v) ; de tegenwoordigheid (v)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `presencia`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: ademanes
ES: aire
ES: aparición
ES: apariencia
ES: asistencia
ES: aspecto
ES: cariz
ES: catadura
ES: comparecencia
ES: compostura