Vertaal
Naar andere talen: • pegar > DEpegar > ENpegar > FR
Vertalingen pegar ES>NL

I pegar

werkw.
Uitspraak:  [peaɾ]

1) unir una cosa con otra por medio de una sustancia adhesiva - plakken
Pegó los papeles con cola. - Hij plakte het papier met lijm.

2) unir una cosa con otra cosiéndola o atándola - aanzetten
pegar un cierre - een sluiting aanzetten

3) acercar una cosa a otra de manera que queden en contacto - zetten tegen
pegar la mesa a la pared - de tafel tegen de muur aanzetten

4) llevar a cabo la acción que indica el complemento - plotseling doen
Le pegó un tiro al hombre que intentaba atacarlo. - Hij schoot de man neer die hem probeerde aan te vallen.

5) contagiar una enfermedad - besmetten met
pegar sarampión - besmetten met mazelen

6) transmitir una idea o actitud - aanleren
Mi padre me pegó la costumbre de cenar en familia. - Mijn vader heeft me de gewoonte aangeleerd om ´s avonds als gezin samen te eten.

7) dar una persona un golpe a otra - slaan
Le pegaron en la cabeza. - Ze hebben hem op het hoofd geslagen.


II pegar

werkw.

1) estar una cosa próxima a otra - naast elkaar liggen
Mi casa pega con la de mi amigo. - Mijn huis ligt naast het huis van mijn vriend.

2) armonizar una cosa con otra - passen
Ese cinturón no pega con esos zapatos. - Die riem past niet bij die schoenen.

3) estar de moda o tener mucho éxito - in de mode zijn , succesvol zijn
Los vestidos largos están pegando mucho ahora. - Lange jurken zijn nu volop in de mode.

4) concordar una palabra con otra - overeenstemmen
"casada" pega con "cansada" - "casada" stemt overeen met "cansada"

5) tener un sustancia la capacidad de unir una cosa con otra - plakken
Esta cola ya no pega. - Deze lijm plakt niet meer.


III pegarse

werkw.
Uitspraak:  [peaɾse]

1) quedar un alimento adherido a un recipiente - aanbranden
El guiso se pegó. - Het stoofgerecht is aangebrand.

2) quedar una cosa grabada en la memoria - blijven hangen
Esa música se pega fácilmente. - Die muziek blijft gemakkelijk hangen.

3) seguir a alguien a todas partes - achtervolgen
A ella siempre se le pega el hermano menor. - Zij wordt altijd achtervolgd door het jongste broertje.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pegar (ww.) plakken (ww.) ; iemand raken (ww.) ; iemand toetakelen (ww.) ; iemand treffen (ww.) ; iets vastkleven (ww.) ; inplakken (ww.) ; kitten (ww.) ; kleven (ww.) ; klitten (ww.) ; opplakken (ww.) ; heien (ww.) ; raken (ww.) ; rammen (ww.) ; samenplakken (ww.) ; slaan (ww.) ; treffen (ww.) ; vasthechten (ww.) ; vastlijmen (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastplakken (ww.) ; hechten (ww.) ; aan elkaar bevestigen (ww.) ; aan elkaar hangen (ww.) ; aan elkaar kleven (ww.) ; aan elkaar plakken (ww.) ; aaneen plakken (ww.) ; aaneenplakken (ww.) ; aanhechten (ww.) ; aankleven (ww.) ; aanlijmen (ww.) ; afbedelen (ww.) ; afranselen (ww.) ; beplakken (ww.) ; beroeren (ww.) ; bevestigen (ww.) ; bonken (ww.) ; hameren (ww.)
pegar kleven ; plakken ; lijmen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `pegar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abofetear
ES: adherir
ES: adherirse
ES: adoptar
ES: afianzar
ES: aglutinar
ES: aglutinarse
ES: alcanzar
ES: aporrear
ES: arrancar