mudar - Vertaling Spaans-Nederlands

Naar andere talen: • mudar > DE • mudar > EN • mudar > FR

Vertalingen mudar ES>NL

I mudar

werkw.

Uitspraak:

[mu'ð aɾ]

1) adquirir otro aspecto, naturaleza, estado o figura - veranderen

mudar de aspecto - van uiterlijk veranderen

2) cambiar una persona o cosa - veranderen

mudar de parecer - van mening veranderen

werkw.

Uitspraak:

[mu'ð aɾse]

1) cambiar la ropa o el vestido - zich omkleden

mudarse los pantalones - een andere broek aandoen

2) cambiar de casa - verhuizen

Se mudaron a otro barrio. - Ze zijn naar een andere wijk verhuisd.

Overige bronnen

mudar

ruien ; widoeri ; yercumvezel

Bron: Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `mudar`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

ES: alterar
ES: cambiar
ES: cambiar de sitio
ES: convertir
ES: modificar
ES: reformar
ES: transformar
ES: transportar
ES: trasladar