Vertaal
Naar andere talen: • originar > DEoriginar > ENoriginar > FR
Vertalingen originar ES>NL

I originar

werkw.
Uitspraak:  [oɾixi'naɾ]

producir cierto efecto o dar lugar a cierta consecuencia - veroorzaken
un comentario originó la pelea - een opmerking veroorzaakte de ruzie


II originarse

werkw.
Uitspraak:  [oɾixi'naɾse]

tener origen o principio - voortkomen
La pelea se originó por un insulto. - De ruzie kwam voort uit een belediging.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
originar (ww.) planten (ww.) ; warmhouden (ww.) ; voortbrengen (ww.) ; verwekken (ww.) ; verbouwen (ww.) ; uitbroeden (ww.) ; teweegbrengen (ww.) ; telen (ww.) ; procreëren (ww.) ; aankweken (ww.) ; opkweken (ww.) ; losmaken (ww.) ; kweken (ww.) ; genereren (ww.) ; fokken (ww.) ; broeden (ww.) ; aanplanten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `originar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acarrear
ES: causar
ES: concebir
ES: crear
ES: criar
ES: cultivar
ES: dar
ES: dar lugar
ES: dar lugar a
ES: dar motivo para