Vertalingen organizar ES>NL
I organizar
werkw.
1) preparar una cosa atendiendo a los detalles -
organiseren organizar un festival - een festival organiseren |
2) disponer de un conjunto de personas y medios para un fin determinado -
opzetten El Gobierno organizó una campaña de salud. - De regering heeft een gezondheidscampagne opgezet. |
3) poner orden en una cosa -
ordenen organizar la mesa - de tafel ordenen |
4) originar una riña o escándalo -
veroorzaken organizar una pelea - een ruzie veroorzaken |
II organizarse
werkw.
1) prepararse para un fin determinado -
zich voorbereiden organizarse para el viaje de fin de año - zich voorbereiden voor de eindejaarsreis. |
2) poner orden una persona en las cosas que realiza -
orde op zaken stellen Con esta mesa no me organizo bien. - Met deze tafel kan ik mijn zaken niet goed op orde stellen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
organizar (ww.) | arrangeren (ww.) ; ficheren (ww.) ; groeperen (ww.) ; iets op touw zetten (ww.) ; indelen (ww.) ; ordenen (ww.) ; organiseren (ww.) ; regelen (ww.) ; systematiseren (ww.) |
organizar | instelling |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `organizar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: agruparES: archivarES: arreglarES: centralizarES: clasificarES: combinarES: comenzarES: compaginarES: configurarES: constituir