Vertaal
Naar andere talen: • orar > DEorar > ENorar > FR
Vertalingen orar ES>NL

orar

werkw.
Uitspraak:  [oar]

1) ponerse una persona, mental y anímicamente, ante la presencia de Dios - bidden
Los fieles oraban por los enfermos. - De gelovigen baden voor de zieken.

2) pronunciar un discurso - een rede houden
Cicerón era conocido por orar con gran elocuencia. - Ciceron stond bekend om zijn welbespraaktheid bij het houden van redevoeringen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
orar (ww.) declameren (ww.) ; hoogdravend praten (ww.) ; opzeggen (ww.) ; oreren (ww.) ; reciteren (ww.) ; voordragen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `orar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: declamar
ES: despedir
ES: entonar
ES: hablar en público
ES: perorar
ES: pronunciar un discurso
ES: proponer
ES: recitar
ES: rezar
ES: sermonear