Vertaal
Naar andere talen: • ocurrir > DEocurrir > ENocurrir > FR
Vertalingen ocurrir ES>NL

I ocurrir

werkw.
Uitspraak:  [okuiɾ]

producirse de manera espontánea un hecho - gebeuren
Siempre me ocurren cosas insólitas. - Er overkomen mij altijd ongebruikelijke dingen.


II ocurrirse

werkw.
Uitspraak:  [oku'riɾse]

venirle una idea a la mente a alguien - te binnen schieten
Se le ocurrió una idea fenomenal. - Er schoot hem een geweldig idee te binnen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ocurrir (ww.) gebeuren (ww.) ; geschieden (ww.) ; ontspinnen (ww.) ; oprijzen (ww.) ; overkomen (ww.) ; passeren (ww.) ; plaats hebben (ww.) ; plaats vinden (ww.) ; plaatsvinden (ww.) ; rijzen (ww.) ; verschijnen (ww.) ; voordoen (ww.) ; voorvallen (ww.) ; zich voordoen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ocurrir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acaecer
ES: acontecer
ES: alzarse
ES: aparecer
ES: ascender
ES: comparecer
ES: convertirse en
ES: dar lugar a
ES: efectuarse
ES: emerger