Vertaal
Naar andere talen: • lucir > DElucir > ENlucir > FR
Vertalingen lucir ES>NL

I lucir

werkw.
Uitspraak:  [lu'ɑuiɾ]

1) emitir luz y brillo - stralen
Las estrellas lucen en el cielo. - De sterren schitteren in de lucht.

2) producir un trabajo los resultados esperados - uitblinken
Esta tarea no luce. - Aan deze taak behaal je geen eer.

3) mostrar su belleza una cosa - mooi staan
Los cojines no lucen porque tienen el mismo color que el sofá. - De kussens komen niet goed tot hun recht want ze hebben dezelfde kleur als de bank.


II lucir

werkw.

1) mostrar algo de lo que está orgullosa una persona para que otros la admiren - laten zien
El mago lució sus mejores trucos. - De goochelaar liet zijn beste trucs zien.

2) blanquear con yeso una pared - witten
lucir un muro - een muur witten


III lucirse

werkw.
Uitspraak:  [lu'ɑuiɾse]

1) sobresalir en una acción demostrando habilidad - schitteren
Se lució en el certamen de canto. - In de zangwedstrijd liet hij zich van zijn beste kant zien.

2) mostrarse una persona para que otros admiren algo de lo que está orgullosa - pronken
Se lucía con su vestido de noche rojo. - Ze pronkte met haar rode avondjurk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
lucir (ww.) exposeren (ww.) ; pronken (ww.) ; schijnen (ww.) ; stralen (ww.) ; tentoonstellen (ww.) ; tonen (ww.) ; vertonen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `lucir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: brillar
ES: centellear
ES: chispear
ES: demostrar
ES: deslumbrar
ES: destacar
ES: destellar
ES: distinguirse
ES: exhibir
ES: exponer