Vertalingen liar ES>NL
I liar
werkw.
1) asegurar un paquete con una cuerda -
bijeenbinden liar un fardo - een bundel bijeenbinden |
2) envolver una cosa en papel o algo parecido -
inpakken liar los bártulos - het boeltje pakken |
3) hacer un cigarrillo envolviendo la picadura en papel -
draaien liar un cigarro - een sigaret draaien |
4) hacer que un asunto se complique -
in de war schoppen Han liado mucho la situación. - Ze hebben de situatie helemaal in de war geschopt. |
5) mezclar hilos o cosas parecidas de manera desordenada -
in de knoop maken El gato ha liado la madeja. - De poes heeft de streng in de knoop gemaakt. |
6) hacer que alguien se confunda o equivoque -
verwarren Me lías con tantas indicaciones. - Je verwart me met zoveel aanwijzingen. |
liarla (=originar una situación comprometida) - de boel op stelten zetten
La liaron en el bar. - Ze hebben de boel op stelten gezet in de bar.
|
II liarse
werkw.
1) tener una relación amorosa o sexual pasajera -
een verhouding krijgen Se lió con una mujer mayor. - Hij heeft een verhouding gekregen met een oudere vrouw. |
2) involucrarse en una situación complicada -
betrokken raken liarse en asuntos de drogas - betrokken raken in drugszaken |
3) sentirse confundido o equivocado -
verward raken En los aeropuertos me lío con facilidad. - Op de luchthavens raak ik snel verward. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
liar (ww.) | aan de scharrel zijn (ww.) ; flirten (ww.) ; onteigenen (ww.) ; samenbundelen (ww.) ; scharrelen (ww.) ; verrollen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `liar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: amarrarES: atarES: coquetearES: dar vueltasES: desposeerES: enlazarES: escamotearES: flirtearES: girarES: ligar