Vertaal
Naar andere talen: • liar > DEliar > ENliar > FR
Vertalingen liar ES>NL

I liar

werkw.
Uitspraak:  [li'aɾ]

1) asegurar un paquete con una cuerda - bijeenbinden
liar un fardo - een bundel bijeenbinden

2) envolver una cosa en papel o algo parecido - inpakken
liar los bártulos - het boeltje pakken

3) hacer un cigarrillo envolviendo la picadura en papel - draaien
liar un cigarro - een sigaret draaien

4) hacer que un asunto se complique - in de war schoppen
Han liado mucho la situación. - Ze hebben de situatie helemaal in de war geschopt.

5) mezclar hilos o cosas parecidas de manera desordenada - in de knoop maken
El gato ha liado la madeja. - De poes heeft de streng in de knoop gemaakt.

6) hacer que alguien se confunda o equivoque - verwarren
Me lías con tantas indicaciones. - Je verwart me met zoveel aanwijzingen.
uitdrukking liarla


II liarse

werkw.
Uitspraak:  [li'aɾse]

1) tener una relación amorosa o sexual pasajera - een verhouding krijgen
Se lió con una mujer mayor. - Hij heeft een verhouding gekregen met een oudere vrouw.

2) involucrarse en una situación complicada - betrokken raken
liarse en asuntos de drogas - betrokken raken in drugszaken

3) sentirse confundido o equivocado - verward raken
En los aeropuertos me lío con facilidad. - Op de luchthavens raak ik snel verward.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
liar (ww.) aan de scharrel zijn (ww.) ; flirten (ww.) ; onteigenen (ww.) ; samenbundelen (ww.) ; scharrelen (ww.) ; verrollen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `liar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: amarrar
ES: atar
ES: coquetear
ES: dar vueltas
ES: desposeer
ES: enlazar
ES: escamotear
ES: flirtear
ES: girar
ES: ligar