Vertaal
Naar andere talen: • enlazar > DEenlazar > ENenlazar > FR
Vertalingen enlazar ES>NL

I enlazar

werkw.
Uitspraak:  [enla'ɑuaɾ]

1) juntar personas o cosas entre sí - (ver)binden
El deseo de venganza enlazó a los criminales. - De wraakzucht heeft de misdadigers verbonden.

2) poner en relación dos cosas para que formen un todo coherente - verbinden
enlazar párrafos - paragrafen verbinden

3) aprisionar a un animal con un lazo - vastbinden
enlazar un toro - een stier vastbinden


II enlazar

werkw.

estar combinado el horario de dos medios de transporte - aansluiten
Mi vuelo enlaza con el de Paris- Praga. - Mijn vlucht sluit aan op die van Parijs-Praag.


III enlazarse

werkw.
Uitspraak:  [enla'ɑuaɾse]

estar una cosa en relación o contacto con otra - verband houden
Los dos sucesos se enlazan. - De twee gebeurtenissen houden verband met elkaar.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
enlazar (ww.) aangaan (ww.) ; aanknopen (ww.) ; dichtrijgen (ww.) ; dichtsnoeren (ww.) ; ineenvlechten (ww.) ; inhaken (ww.) ; omvlechten (ww.) ; rijgen (ww.) ; samenweven (ww.) ; toesnoeren (ww.) ; vervlechten (ww.) ; verweven (ww.)
enlazar springen ; verbinden ; vertakken
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `enlazar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: agarrar
ES: amarrar
ES: atar
ES: casarse
ES: concernir
ES: conectar
ES: emparentar
ES: enchufar
ES: enganchar en
ES: engrapar