Vertalingen enlazar ES>NL
I enlazar
werkw.
1) juntar personas o cosas entre sí -
(ver)binden El deseo de venganza enlazó a los criminales. - De wraakzucht heeft de misdadigers verbonden. |
2) poner en relación dos cosas para que formen un todo coherente -
verbinden enlazar párrafos - paragrafen verbinden |
3) aprisionar a un animal con un lazo -
vastbinden enlazar un toro - een stier vastbinden |
II enlazar
werkw.
estar combinado el horario de dos medios de transporte -
aansluiten Mi vuelo enlaza con el de Paris- Praga. - Mijn vlucht sluit aan op die van Parijs-Praag. |
III enlazarse
werkw.
estar una cosa en relación o contacto con otra -
verband houden Los dos sucesos se enlazan. - De twee gebeurtenissen houden verband met elkaar. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
enlazar (ww.) | aangaan (ww.) ; aanknopen (ww.) ; dichtrijgen (ww.) ; dichtsnoeren (ww.) ; ineenvlechten (ww.) ; inhaken (ww.) ; omvlechten (ww.) ; rijgen (ww.) ; samenweven (ww.) ; toesnoeren (ww.) ; vervlechten (ww.) ; verweven (ww.) |
enlazar | springen ; verbinden ; vertakken |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `enlazar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: agarrarES: amarrarES: atarES: casarseES: concernirES: conectarES: emparentarES: enchufarES: enganchar enES: engrapar