Vertalingen intervenir ES>NL
I intervenir
werkw.
1) tomar parte en un asunto -
deelnemen intervenir en una pelea - meedoen aan een gevecht |
2) actuar algo de cierta manera en un proceso -
een rol spelen En el éxito de un producto intervienen factores que no se pueden prever. - Bij het succes van een product spelen factoren een rol die niet kunnen worden voorspeld. |
3) interceder o mediar entre personas -
bemiddelen El juez intervino en un pleito judicial. - De rechter bemiddelde in een rechtsgeding. |
II intervenir
werkw.
1) inspeccionar una autoridad ciertas operaciones a fin de que se hagan legalmente -
controleren La policía interviene algunos vuelos internacionales. - De politie controleert enkele internationale vluchten. |
2) limitar o suspender el ejercicio de una actividad -
beslag leggen Intervinieron un órgano de gobierno. - Ze hebben beslag gelegd op een overheidsorgaan. |
3) controlar la comunicación privada -
aftappen El fiscal hizo intervenir el teléfono del acusado. - De openbare aanklager heeft de telefoon van de verdachte laten aftappen. |
4) practicar una operación quirúrgica -
opereren intervenir a un paciente - een patiënt opereren |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
intervenir (ww.) | bemiddelen (ww.) ; ingrijpen (ww.) ; interfereren (ww.) ; interrumperen (ww.) ; interveniëren (ww.) ; optreden (ww.) ; performen (ww.) ; spelen (ww.) ; tussenbeide komen (ww.) ; tussenkomen (ww.) ; tussenspringen (ww.) |
intervenir | tussenbeide |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `intervenir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: actuarES: actuar de mediadorES: curiosearES: darseES: efectuarES: ejecutarES: entremeterseES: entrometerseES: fisgarES: fisgonear