Vertaal
Naar andere talen: • ingresar > DEingresar > ENingresar > FR
Vertalingen ingresar ES>NL

I ingresar

werkw.
Uitspraak:  [ingɾe'saɾ]

1) entrar a formar parte de un grupo o institución - toegelaten worden
Ingresé en la universidad. - Ik ben toegelaten tot de universiteit.

2) entrar una persona o cosa en un lugar - binnengaan
Ingresamos a la casa por la entrada lateral. - We zijn het huis via de zij-ingang naar binnen gegaan.


II ingresar

werkw.

1) percibir con regularidad una suma monetaria - ontvangen
El establecimiento ingresa mucho dinero cada mes. - Via de onderneming zorgt iedere maand veel geldontvangsten.

2) hacer que una persona entre en un hospital para recibir tratamiento - opgenomen worden
Ingresaron esta mañana a diez personas en la sala de urgencias. - Ze hebben vanochtend tien personen opgenomen in de zaal voor noodgevallen.

3) depositar valores en una entidad financiera - storten
ingresar el sueldo en una caja de ahorros - het salaris op een spaarrekening storten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ingresar (ww.) deponeren (ww.) ; doen in (ww.) ; gieten (ww.) ; inbrengen (ww.) ; indoen (ww.) ; instoppen (ww.) ; schenken (ww.) ; storten (ww.) ; uitstorten (ww.)
ingresar binnengaan
Bronnen: interglot; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `ingresar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abalanzarse
ES: adherirse
ES: afiliarse
ES: asociarse
ES: depositar
ES: depositar dinero
ES: echar
ES: entrar
ES: escanchar
ES: fundir