Vertalingen hacerse mayor ES>NL
hacerse mayor (ww.) | ijlen (ww.) ; jachten (ww.) ; jagen (ww.) ; jakkeren (ww.) ; opschieten (ww.) ; reppen (ww.) ; snellen (ww.) ; spoeden (ww.) ; vliegen (ww.) ; volgroeien (ww.) ; volwassen worden (ww.) ; zich haasten (ww.) ; zich spoeden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `hacerse mayor`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: adelantarES: afanarse trasES: apresurarES: apresurarseES: aspirar aES: atosigarES: avanzarES: crecerES: delirarES: divagar