Vertaal
Naar andere talen: • crecer > DEcrecer > ENcrecer > FR
Vertalingen crecer ES>NL

crecer

werkw.
Uitspraak:  [kɾe'ɑueɾ]

1) aumentar un ser vivo su tamaño - groeien
El bebé creció tan rápido que está hecho un varoncito. - De baby is zo snel gegroeid dat hij een echt jongetje is geworden.

2) aumentar en tamaño o importancia - toenemen
El descontento fue creciendo. - De ontevredenheid nam toe.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
crecer (ww.) lengen (ww.) ; wassen (ww.) ; volwassen worden (ww.) ; volgroeien (ww.) ; uitgroeien (ww.) ; uitbreiden (ww.) ; toenemen (ww.) ; opzwellen (ww.) ; opzetten (ww.) ; opgroeien (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; aangroeien (ww.) ; jakkeren (ww.) ; hoger worden (ww.) ; groot worden (ww.) ; groeien (ww.) ; gedijen (ww.) ; dik worden (ww.) ; aanzwellen (ww.) ; aanwinnen (ww.) ; aanwassen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `crecer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acrecentar
ES: adelantar
ES: afanarse tras
ES: agrandar
ES: agrandarse
ES: alargarse
ES: ampliar
ES: apresurar
ES: apresurarse
ES: ascender