Vertalingen forzar ES>NL
I forzar
werkw.
1) aplicar fuerza física sobre algo para que deje de ejercer presión -
forceren forzar la puerta - de deur forceren |
2) obligar a alguien para que realice algo ajeno a su voluntad -
dwingen Lo forzaron con amenazas a vender su propiedad. - Ze hebben hem met bedreigingen gedwongen om zijn eigendom te verkopen. |
3) tener una relación sexual con alguien contra su voluntad -
verkrachten El violador forzó tres mujeres antes de ser apresado. - De verkrachter heeft drie vrouwen verkracht voordat hij werd vastgegrepen. |
4) hacer que una máquina o aparato trabaje en exceso -
forceren forzar el motor - de motor forceren |
II forzarse
werkw.
esforzarse con un fin determinado -
zich verplichten Se forzaba a levantarse temprano a pesar de estar dormido. - Hij verplichtte zichzelf om vroeg op te staan ondanks dat hij slaperig was. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
forzar (ww.) | kraken (ww.) ; overbelasten (ww.) ; opentrappen (ww.) ; openrukken (ww.) ; openbreken (ww.) ; ontwijden (ww.) ; onteren (ww.) ; noodzaken tot (ww.) ; losbreken (ww.) ; geweld gebruiken (ww.) ; forceren (ww.) ; dwingen (ww.) ; doordrijven (ww.) ; afdwingen (ww.) |
forzar | forceren ; vervroegen ; spanning uitoefenen ; ingrijpen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `forzar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abrirES: abrir bruscamenteES: abrir de una patadaES: abusarES: acometerES: agraviarES: apremiarES: arrebatarES: asaltarES: asediar