Vertalingen fama ES>NL
la fama
zelfst.naamw.
1) hecho de ser reconocidas las cualidades de alguien o de algo por mucha gente -
roem la fama de un actor - de roem van een acteur |
2) idea positiva o negativa que la gente tiene sobre alguien o algo -
bekendheid Ese joven tiene fama de rencoroso. - Die jongen staat bekend als een rancuneus persoon. |
ser fama (=ser comentado o conocido) - het gerucht zijn
Es fama que se fugó del ejército. - Men zegt dat hij uit het leger is gevlucht.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
la fama (v) | de befaamdheid (v) ; de bekendheid (v) ; de beroemdheid (v) ; de reputatie (v) ; de roem (m) ; de vermaardheid (v) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `fama`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: buen nombreES: celebridadES: conocimientoES: esplendorES: gloriaES: grandezaES: honorES: majestadES: noblezaES: nombradía