Vertalingen mancha ES>NL
la mancha
zelfst.naamw.
1) señal de suciedad en la superficie de un cuerpo -
vlek | La camisa tiene una mancha de café. - Het hemd heeft een koffievlek. |
2) parte de una cosa de color diferente al dominante -
vlek | un caballo marrón con manchas blancas - een bruin paard met witte vlekken |
3) disminución de la reputación o el prestigio -
smet | Mi equivocación fue una mancha para mi carrera. - Mijn vergissing was een smet voor mijn carrière. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| la mancha (v) | de spat ; de klodder (m) ; de klont ; de klonter (m) ; de kwak (m) ; de lik (m) ; het moesje ; nop (znw.) ; de schar ; de smet ; de kledder (m) ; het spatje ; spatter (znw.) ; de stip ; het stipje ; de stippel ; de vlek ; het vlekje ; de zwabber (m) ; de klap (m) ; harde slag (znw.) ; het gehucht ; het gat ; de buurtschap (v) ; de blaam |
| mancha | besmetting ; aanbloeden ; blok ; doordruppelen ; macula ; schaduwvorming ; verkleuring ; verontreiniging ; vlek ; vlekje ; vlekken ; zonnevlek |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `mancha`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aberturaES: agujeroES: aldeaES: aperturaES: bacheES: boqueteES: borrónES: borronesES: chancloES: culpa
