Vertaal
Naar andere talen: • expresar > DEexpresar > ENexpresar > FR
Vertalingen expresar ES>NL

I expresar

werkw.
Uitspraak:  [ekspɾe'saɾ]

1) decir con palabras u otros signos lo que se piensa o se siente - uiten
Los vecinos expresaban la necesidad de semáforos en las calles. - De buren uitten hun behoefte aan stoplichten op straat.

2) ser la manifestación de lo que se piensa o siente - uitdrukken
Sus ojos expresaban la alegría del encuentro. - Zijn ogen drukten de vreugde van de ontmoeting uit.

3) manifestar un sentimiento o pensamiento a través de una obra artística - uitbeelden
El compositor quiso expresar el terror de la guerra en su obra. - De componist wilde de ontzetting van de oorlog in zijn werk uitbeelden.


II expresarse

werkw.
Uitspraak:  [ekspɾe'saɾse]

comunicarse a través de palabras - zich uitdrukken
Tiene dificultad para expresarse. - Hij heeft moeite om zich uit te drukken.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
expresar (ww.) uitbeelden (ww.) ; weergeven (ww.) ; verwoorden (ww.) ; vertonen (ww.) ; vertolken (ww.) ; vertalen (ww.) ; verpersonificeren (ww.) ; verbeelden (ww.) ; verbaliseren (ww.) ; uiting geven aan (ww.) ; uiten (ww.) ; uitdrukking geven aan (ww.) ; uitdrukken (ww.) ; beschrijven (ww.) ; translateren (ww.) ; tonen (ww.) ; spuien (ww.) ; presenteren (ww.) ; overzetten (ww.) ; laten zien (ww.) ; inkleden (ww.) ; fraseren (ww.) ; formuleren (ww.) ; betuigen (ww.) ; betonen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `expresar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: apagar
ES: caracterizar
ES: dar cierta forma a
ES: dar voz a
ES: decir
ES: demostrar
ES: describir
ES: desembrollar
ES: deshilarse
ES: dictar