Vertalingen futuro ES>NL
I futuro, -ra
bijv.naamw.
Uitspraak: | [fu'tuɾo, -ɾa] |
que aún no sucede o existe -
toekomstig Para el examen futuro deben estudiar más. - Voor het toekomstige examen moet harder worden gestudeerd. |
II el futuro
zelfst.naamw.
1) tiempo posterior al actual -
toekomst En el futuro podrás entender lo que te digo. - In de toekomst zul je kunnen begrijpen wat ik je zeg. |
2) totalidad de lo que aún no ha vivido una persona -
toekomst El futuro es siempre incierto. - De toekomst is altijd onzeker. |
3) estado final o probabilidad del desarrollo de algo -
toekomst Ese negocio no tiene futuro. - Die winkel heeft geen toekomst. |
4) tiempo verbal que indica una acción venidera grammatica -
toekomende tijd El verbo 'amará' está en futuro simple. - Het werkwoord 'amará' is in de tegenwoordig toekomende tijd. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
futuro (znw.) | de toekomsten ; het voorland |
el futuro (m) | de onvoltooid toekomstige tijd (m) ; de toekomende tijd (m) ; de toekomst (v) |
futuro | aankomend ; aanstaand ; toekomend ; toekomstig ; toekomstige |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `futuro`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: comprometidoES: condicionalES: condicional perfectoES: destinoES: entranteES: eventualidadES: futuro perfectoES: intencionadoES: mañanaES: novio