Vertaal
Naar andere talen: • encajar > DEencajar > ENencajar > FR
Vertalingen encajar ES>NL

I encajar

werkw.
Uitspraak:  [enka'xaɾ]

1) meter una cosa dentro de otra de modo que quede ajustada - (in)passen
encajar una pieza a un motor - een onderdeel in de motor passen

2) aceptar una situación molesta de determinada manera - verwerken
No encaja a bien los consejos que le dan. - Hij kan de adviezen die ze hem geven niet goed verwerken.

3) hacer que una persona reciba algo molesto o perjudicial - opzadelen met
Siempre me encajan las peores tareas. - Ik word altijd opgezadeld met de ergste taken.

4) dar a alguien un golpe - geven
Le encajé una merecida patada. - Ik heb hem een welverdiende schop gegeven.


II encajar

werkw.

1) quedar una cosa ajustada dentro de otra - passen
Esta tuerca no encaja. - Deze schroef past niet.

2) ser una cosa adecuada u oportuna en una situación - passen
Tu actitud beligerante no encaja con tu necesidad de pedir un favor. - Jouw opstandige houding past niet bij je noodzaak om een gunst te vragen.

3) ser conforme una cosa con otra - overeenkomen
Tus razones no encajan con los hechos. - Jouw redenen komen niet overeen met de feiten.


III encajarse

werkw.
Uitspraak:  [enka'xaɾse]

ponerse una prenda de vestir - aandoen
Se encajó un sombrero ridículo. - Hij deed een belachelijke hoed op.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
encajar (ww.) knellen (ww.) ; zinvol (ww.) ; zetten (ww.) ; plaatsen (ww.) ; passen in (ww.) ; passen (ww.) ; onderuit halen (ww.) ; omklemmen (ww.) ; neerleggen (ww.) ; aanpraten (ww.) ; kloppen (ww.) ; klemmen (ww.) ; inpassen (ww.) ; ineenschuiven (ww.) ; deponeren (ww.) ; bijpassen (ww.) ; betekenisvol (ww.) ; aansmeren (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `encajar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrazarse a
ES: agarrar
ES: agarrotarse
ES: aplicar
ES: atrancar
ES: clavar con alfileres
ES: colocar
ES: colocarse
ES: componer
ES: convenir