Vertalingen despistar ES>NL
I despistar
werkw.
1) confundir a alguien -
op een dwaalspoor brengen Los ladrones huyeron en diferentes coches y despistaron a la policía. - De dieven zijn in verschillende auto´s gevlucht en hebben de politie op een dwaalspoor gebracht. |
2) hacer que una persona pierda la orientación o la concentración -
in de war brengen Habló tanto que lo despistó. - Hij praatte zoveel dat hij hem in de war bracht. |
II despistar
werkw.
disimular un asunto -
verhullen Para despistar, llegó disfrazado. - Om niet op te vallen, kwam hij verkleed aan. |
III despistarse
werkw.
Uitspraak: | [despis'taɾse] |
1) perder la orientación -
verdwalen Se despistó en el camino y tuvo que preguntar la dirección. - Hij verdwaalde onderweg en moest de weg vragen. |
2) perder la concentración -
afgeleid worden Se despistó en el tren y no bajó en la estación. - Hij werd afgeleid in de trein en stapte niet uit op het station. |
3) perder la claridad mental -
van zijn stuk gebracht worden Me despistó con su pregunta y no supe qué contestar. - Ik werd van mijn stuk gebracht door zijn vraag en wist niet wat ik moest antwoorden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
despistar (ww.) | bedonderen (ww.) ; bezwendelen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `despistar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: confundirES: defraudarES: desconcertarES: desorientarES: extraviarseES: hacer una mala jugadaES: timar