Vertalingen descontar ES>NL
descontar
werkw.
1) restar la cantidad o el valor de algo -
aftrekken Este mes descontaron el quince por ciento de mi sueldo. - Deze maand hebben ze vijftien procent van mijn salaris afgetrokken. |
2) quitar mérito a alguien -
misprijzen Descontó su inteligencia para que no ganara. - Hij heeft zijn intellect misprezen zodat hij niet zou winnen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
descontar (ww.) | aftrekken (ww.) ; disconteren (ww.) ; getallen van elkaar aftrekken (ww.) ; incalculeren (ww.) ; verdisconteren (ww.) ; vereffenen (ww.) ; verrekenen (ww.) ; zich bij het rekenen vergissen (ww.) ; zich misrekenen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `descontar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abaratarES: calcular malES: deducirES: negociarES: rebajarES: restarES: saldar una cuentaES: sustraer