Vertaal
Naar andere talen: • sustraer > DEsustraer > ENsustraer > FR
Vertalingen sustraer ES>NL

I sustraer

werkw.
Uitspraak:  [sustɾa'eɾ]

1) apartar a una persona o cosa del conjunto que integra - ontvreemden
Sustrajo dinero del cajero automático. - Hij ontvreemdde geld uit de pinautomaat.

2) robar sin violencia o con fraude - stelen
En el metro me sustrajeron la cartera del bolsillo. - In de metro hebben ze mijn handtas gestolen.

3) hallar la diferencia entre dos cantidades - aftrekken
Sustrajo el porcentaje de impuestos para conocer el costo del producto. - Hij bracht het belastingpercentage in mindering om de kostprijs van het product te berekenen.


II sustraerse

werkw.
Uitspraak:  [sustɾa'eɾse]

eludir o evitar una responsabilidad o una molestia - zich onttrekken
Prefiero sustraerme del ruido de la ciudad. - Ik onttrek me liever aan het lawaai van de stad.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
sustraer (ww.) aftrekken (ww.) ; getallen van elkaar aftrekken (ww.) ; ontstelen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `sustraer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: descontar
ES: privar de
ES: quitar
ES: restar
ES: robar
ES: saquear