Vertaal
Naar andere talen: • coincidir > DEcoincidir > ENcoincidir > FR
Vertalingen coincidir ES>NL

coincidir

werkw.
Uitspraak:  [kojnɑui'ðiɾ]

1) estar de acuerdo una persona con otras - overeenkomen
Nuestras opiniones rara vez coinciden. - Onze meningen komen zelden overeen.

2) encontrarse una persona con otra en un lugar - elkaar treffen
coincidir en la cola de un banco - elkaar treffen in de rij van een bank

3) ajustarse materialmente una cosa con otra - passen
Las tuercas no coinciden con los tornillos. - De moeren passen niet op de schroeven.

4) ocurrir un suceso con otros al mismo tiempo - samenvallen
Mi casamiento coincidió con el inicio de la guerra. - Mijn huwelijk viel samen met het begin van de oorlog.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
coincidir (ww.) coïncideren (ww.) ; congruent zijn (ww.) ; correct zijn (ww.) ; kloppen (ww.) ; kloppen met (ww.) ; overeenkomen (ww.) ; overeenkomen met (ww.) ; overeenstemmen met (ww.) ; samenlopen (ww.) ; samenvallen (ww.) ; stroken (ww.) ; stroken met (ww.)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `coincidir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: ajustar
ES: armonizar
ES: atravesarse
ES: celebrar
ES: cerrar
ES: cerrar con llave
ES: coincidir con
ES: cojear
ES: concertar
ES: concomitar