Vertalingen contradecir ES>NL
I contradecir
werkw.
decir lo contrario que otra persona o negar lo que ésta afirma como cierto -
tegenspreken Esta noticia contradice la de ayer. - Dit nieuws spreekt dat van gisteren tegen. |
II contradecirse
werkw.
1) decir una persona lo contrario de lo que antes había afirmado -
zich tegenspreken Siempre te estás contradiciendo. - Je spreekt jezelf altijd tegen. |
2) estar en oposición una cosa con otra -
in tegenspraak zijn Sus palabras se contradicen con sus actos. - Zijn woorden zijn in tegenspraak met zijn daden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
contradecir (ww.) | argumenteren (ww.) ; disputeren (ww.) ; in tegenspraak zijn met (ww.) ; logenstraffen (ww.) ; loochenen (ww.) ; protesteren (ww.) ; redetwisten (ww.) ; tegenspreken (ww.) ; tegenwerpen (ww.) ; twisten (ww.) ; verloochenen (ww.) ; verzaken (ww.) ; weerleggen (ww.) ; weerspreken (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `contradecir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abjurarES: alegarES: argumentarES: argüirES: comprobarES: contenderES: debatirES: deducirES: deliberarES: desmandarse