Vertalingen argumentar ES>NL
I argumentar
werkw.
exponer razones a favor o en contra de algo -
betogen El político argumentó que la fábrica dañará el medio ambiente. - De politicus betoogde dat de fabriek het milieu zal beschadigen. |
II argumentar
werkw.
dar razones para demostrar o justificar algo, decir porqué -
beargumenteren Debes responder las preguntas del examen y argumentar tu respuesta. - Je moet de examenvragen beantwoorden en je antwoord beargumenteren. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
argumentar (ww.) | argumenteren (ww.) ; beredeneren (ww.) ; betogen (ww.) ; demonstreren (ww.) ; disputeren (ww.) ; protesteren (ww.) ; redeneren (ww.) ; redetwisten (ww.) ; tegenspreken (ww.) ; tegenwerpen (ww.) ; twisten (ww.) ; weerspreken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `argumentar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: alegarES: altercarES: argüirES: comprobarES: considerarES: contenderES: contradecirES: debatirES: deducirES: deliberar