Vertaal
Naar andere talen: • confortar > DEconfortar > ENconfortar > FR
Vertalingen confortar ES>NL

I confortar

werkw.
Uitspraak:  [konfoɾ'taɾ]

1) otorgar fuerza o vigor después de un esfuerzo físico - verkwikken
Una sopa caliente te confortará. - Een warme soep zal je goed doen.

2) dar ánimo o consuelo a alguien - opbeuren
El técnico confortó al equipo después de la derrota. - De trainer beurde het team op na de nederlaag.


II confortarse

werkw.
Uitspraak:  [konfoɾ'taɾse]

pasar a sentir fuerza o vigor después de un esfuerzo físico o una pena - bijkomen
Sólo me conforta escucharte. - Het doet me alleen goed door naar je te luisteren.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
confortar (ww.) bemoedigen (ww.) ; ondersteunen (ww.) ; opbeuren (ww.) ; troosten (ww.) ; vertroosten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `confortar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: alentar
ES: aliviar
ES: animar
ES: consolar
ES: reconfortar