Vertaal
Naar andere talen: • aliviar > DEaliviar > ENaliviar > FR
Vertalingen aliviar ES>NL

I aliviar

werkw.
Uitspraak:  [aliˈβjaɾ]

quitar parte del peso de algo y volverlo más liviano - lichter maken
aliviar la carga - de lading lichter maken


II aliviar

werkw.

1) reducir dolores o penas - kalmeren
aliviar los dolores del paciente - de pijn van de patiënt kalmeren

2) volver algo menos grave - verlichten
Las lluvias han aliviado la sequía. - De regen heeft de droogte verlicht.

3) caminar más rápido - versnellen
Debes aliviar el paso para que lleguemos a tiempo. - Je moet de pas versnellen zodat we op tijd kunnen komen.


III aliviarse

werkw.
Uitspraak:  [aliˈβjaɾse]

1) sentirse mejor, recuperarse de una enfermedad - opknappen
Espero que te alivies pronto. - Ik hoop dat je snel opknapt.

2) no preocuparse más por algo - zich kalmeren
Me alivié cuando supe que estaba bien. - Ik werd gekalmeerd toen ik wist dat hij in orde was.

3) volverse menos intenso o grave - verminderen
El crecimiento de la inflación se alivió en noviembre. - De toename van de inflatie is in november verminderd.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aliviar (ww.) milderen (ww.) ; opluchten (ww.) ; temperen (ww.) ; verademen (ww.) ; verlichten (ww.) ; vertreden (ww.) ; vervriendelijken (ww.) ; verzachten (ww.)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `aliviar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: ablandar
ES: aligerar
ES: aplacar
ES: atenuar
ES: calmar
ES: confortar
ES: consolar
ES: curar
ES: desahogar
ES: desinfectar