Vertaal
Naar andere talen: • dudar > DEdudar > ENdudar > FR
Vertalingen dudar ES>NL

I dudar

werkw.
Uitspraak:  [du'ðaɾ]

1) vacilar entre opciones contradictorias - twijfelen
Los investigadores dudan por oficio. - De onderzoekers twijfelen beroepsmatig.

2) dar poco crédito a lo que se oye - niet vertrouwen
dudar de la prensa amarilla - de roddelpers niet vertrouwen


II dudar

werkw.

sospechar de la honradez de alguien - niet vertrouwen
Duda de tu amabilidad. - Hij vertrouwt je vriendelijkheid niet.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
dudar (ww.) aarzelen (ww.) ; betwijfelen (ww.) ; onzeker zijn (ww.) ; schromen (ww.) ; twijfelen (ww.) ; weifelen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `dudar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: desconfiar
ES: estar escéptico
ES: hesitar
ES: no estar seguro
ES: sospechar
ES: temer
ES: tener muchas dudas
ES: titubear
ES: vacilar