Vertalingen saber ES>NL
I el saber
zelfst.naamw.
conocimiento profundo en ciencias o artes -
kennis El saber no tiene límites. - Kennis kent geen grenzen. |
II saber
werkw.
1) tener noticias sobre una persona o cosa -
weten No sé nada de mis hijos. - Ik weet niets van mijn kinderen. |
2) ser alguien muy astuto -
weten Hoy en día los niños saben mucho. - Tegenwoordig weten kinderen veel. |
3) tener algo un sabor determinado -
smaken Esta carne sabe mal. - Dit vlees smaakt vies. |
4) tener una cosa semejanza con otra -
lijken Tus palabras saben a mentira. - Jouw woorden lijken gelogen. |
III saber
werkw.
1) tener conocimientos en una materia -
afweten saber mucha historia - veel van geschiedenis afweten |
2) tener certeza de algo -
zeker weten Sé que volverás. - Ik weet zeker dat je terug zult komen. |
3) tener noticia de algo -
weten ¿Sabes lo que pasó ayer? - Weet je wat er gisteren is gebeurd? |
4) tener habilidad para realizar una actividad -
kunnen Sé reparar aparatos electrónicos. - Ik kan elektronische apparatuur repareren. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
saber (znw.) | de truc (m) ; de toer (m) ; de kunst (v) ; de kundigheid (v) ; de kunde (v) ; de kneep ; de handigheid (v) |
saber (ww.) | uithoren (ww.) ; weten (ww.) ; vermogen (ww.) ; verhoren (ww.) ; uitvragen (ww.) ; toewijzen (ww.) ; toekennen (ww.) ; toebedelen (ww.) ; overhoren (ww.) ; op de hoogte zijn (ww.) ; ondervragen (ww.) ; kunnen (ww.) ; kennen (ww.) ; in staat zijn (ww.) ; iets toekennen (ww.) ; gunnen (ww.) |
saber | overlevering |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `saber`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: accederES: acceder aES: admitirES: aprenderES: arteES: atenderES: atender aES: atribuirES: cederES: ciencia