Vertaal
Naar andere talen: • saber > DEsaber > ENsaber > FR
Vertalingen saber ES>NL

I el saber

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [saeɾ]

conocimiento profundo en ciencias o artes - kennis
El saber no tiene límites. - Kennis kent geen grenzen.


II saber

werkw.
Uitspraak:  [saeɾ]

1) tener noticias sobre una persona o cosa - weten
No sé nada de mis hijos. - Ik weet niets van mijn kinderen.

2) ser alguien muy astuto - weten
Hoy en día los niños saben mucho. - Tegenwoordig weten kinderen veel.

3) tener algo un sabor determinado - smaken
Esta carne sabe mal. - Dit vlees smaakt vies.

4) tener una cosa semejanza con otra - lijken
Tus palabras saben a mentira. - Jouw woorden lijken gelogen.


III saber

werkw.

1) tener conocimientos en una materia - afweten
saber mucha historia - veel van geschiedenis afweten

2) tener certeza de algo - zeker weten
Sé que volverás. - Ik weet zeker dat je terug zult komen.

3) tener noticia de algo - weten
¿Sabes lo que pasó ayer? - Weet je wat er gisteren is gebeurd?

4) tener habilidad para realizar una actividad - kunnen
Sé reparar aparatos electrónicos. - Ik kan elektronische apparatuur repareren.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
saber (znw.)de truc (m) ; de toer (m) ; de kunst (v) ; de kundigheid (v) ; de kunde (v) ; de kneep ; de handigheid (v)
saber (ww.) uithoren (ww.) ; weten (ww.) ; vermogen (ww.) ; verhoren (ww.) ; uitvragen (ww.) ; toewijzen (ww.) ; toekennen (ww.) ; toebedelen (ww.) ; overhoren (ww.) ; op de hoogte zijn (ww.) ; ondervragen (ww.) ; kunnen (ww.) ; kennen (ww.) ; in staat zijn (ww.) ; iets toekennen (ww.) ; gunnen (ww.)
saber overlevering
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `saber`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acceder
ES: acceder a
ES: admitir
ES: aprender
ES: arte
ES: atender
ES: atender a
ES: atribuir
ES: ceder
ES: ciencia