Vertaal
Naar andere talen: • probar > DEprobar > ENprobar > FR
Vertalingen probar ES>NL

I probar

werkw.
Uitspraak:  [pɾoaɾ]

1) utilizar una cosa para verificar su eficacia o funcionamiento - testen
Probaron las turbinas del avión. - Ze hebben de turbines van het vliegtuig getest.

2) hacer que una persona realice una acción para conocer sus condiciones físicas o morales - uitproberen
probar el rendimiento de un atleta - het rendement van een atleet uitproberen

3) tomar una pequeña porción de alimento o bebida para conocer sus características - proeven
Probé el guiso para ver si tiene sal. - Ik proefde de stoofschotel om te weten of er zout in zit.

4) manifestar la verdad de una cosa mediante datos o argumentos - bewijzen
No pudo probar su teoría. - Hij kon zijn theorie niet bewijzen.

5) realizar experiencias con una cosa - testen
probar un medicamento en animales - een medicijn op dieren testen


II probarse

werkw.
Uitspraak:  [pɾoaɾse]

ponerse una prenda para ver cómo sienta - (aan)passen
probarse un vestido nuevo - een nieuwe jurk passen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
probar (ww.) proberen (ww.) ; waarmaken (ww.) ; uittesten (ww.) ; uitproberen (ww.) ; toetsen (ww.) ; testen (ww.) ; smaken (ww.) ; proeven (ww.) ; proefdraaien (ww.) ; aan proberen (ww.) ; passen (ww.) ; op de proef stellen (ww.) ; onderzoeken (ww.) ; monsteren (ww.) ; keurend bekijken (ww.) ; keuren (ww.) ; beproeven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `probar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acreditar
ES: afirmar
ES: alquilatar
ES: aquilatar
ES: asegurar
ES: autenticar
ES: buscar
ES: catar
ES: certificar
ES: comprobar