Vertaal
Naar andere talen: • asegurar > DEasegurar > ENasegurar > FR
Vertalingen asegurar ES>NL

I asegurar

werkw.
Uitspraak:  [aseγuˈɾaɾ]

1) dejar firme y segura una cosa - zekeren
asegurar las velas del barco - de zeilen van de boot zekeren

2) proteger, defender, librar de un daño - beschermen
Aseguraron el pueblo contra un ataque. - Ze beschermden het dorp tegen een aanval.

3) dar garantía o seguridad de que algo es cierto o fijo - borg staan voor
Las leyes aseguran la libertad de los hombres. - De wetten staan borg voor de vrijheid van de mannen.

4) firmar una póliza de seguros, proteger bienes juridisch - verzekeren
asegurar el auto - de auto verzekeren

5) afirmar, decir algo con seguridad - verzekeren
Le aseguró que los rumores eran falsos. - Hij verzekerde hem dat de geruchten vals waren.


II asegurarse

werkw.
Uitspraak:  [aseγuˈɾaɾse]

tener seguridad o certeza, cerciorarse de algo - zich verzekeren van
Le llamo antes de salir para asegurarme de que está en casa. - Ik bel hem voordat ik vertrek om er zeker van te zijn dat hij thuis is.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
asegurar (ww.) afzekeren (ww.) ; beveiligen (ww.) ; borgen (ww.) ; opsluiten (ww.) ; vastzetten (ww.) ; verzekeren (ww.) ; zekeren (ww.)
asegurar goed sluiten ; inschrijven ; intekenen
Bronnen: Wikipedia; interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `asegurar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adherir
ES: afianzar
ES: afirmar
ES: amarrar
ES: apoyar
ES: asentar
ES: aseverar
ES: autenticar
ES: certificar
ES: comprometerse