Vertalingen avisar ES>NL
avisar
werkw.
1) informar algo con anticipación -
berichten avisar al cliente sobre los nuevos servicios - de klant informeren over de nieuwe diensten |
2) prevenir, advertir de algo que es mejor saber, hacer o evitar -
waarschuwen Si quieres hablarle, puedes ir, pero te aviso que está muy enojado. - Als je met hem wilt praten, kun je gaan, maar ik waarschuw je dat hij heel boos is. |
3) llamar a un profesional para que preste su servicio -
waarschuwen avisar al médico - de dokter waarschuwen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
avisar (ww.) | noemen (ww.) ; waarschuwen (ww.) ; waarnen (ww.) ; verwittigen (ww.) ; vermelden (ww.) ; verkondigen (ww.) ; van iets in kennis stellen (ww.) ; tippen (ww.) ; sommeren (ww.) ; proclameren (ww.) ; oproepen (ww.) ; op de hoogte brengen (ww.) ; ontbieden (ww.) ; aandienen (ww.) ; mening kenbaar maken (ww.) ; konde doen (ww.) ; kennis geven (ww.) ; inlichten (ww.) ; informeren (ww.) ; erbij zeggen (ww.) ; declareren (ww.) ; bekendmaken (ww.) ; afkondigen (ww.) ; aanzeggen (ww.) ; aanschrijven (ww.) ; aangeven (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `avisar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: aconsejarES: advertirES: alarmarES: alertarES: anunciarES: atemorizarES: citarES: citar a juicioES: comunicar