Vertaal
Naar andere talen: • acusar > DEacusar > ENacusar > FR
Vertalingen acusar ES>NL

acusar

werkw.
Uitspraak:  [akuˈsaɾ]

1) declarar culpable a alguien de un hecho o delito - beschuldigen
acusar de traidor - beschuldigen van verraad

2) revelar o manifestar un rasgo negativo - tonen
Mi padre ya acusa la edad. - De leeftijd is aan mijn vader af te zien.
uitdrukking acusar recibo

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
acusar (ww.) aanklagen (ww.) ; beschuldigen (ww.) ; betichten (ww.) ; chargeren (ww.) ; incrimineren (ww.) ; overdrijven (ww.) ; tenlaste leggen (ww.) ; verdacht maken (ww.) ; verdenken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `acusar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: achacar
ES: adivinar
ES: atribuir
ES: barruntar
ES: cargar
ES: chivarse
ES: conjeturar
ES: culpar
ES: dar el chivatazo
ES: delatar