Vertaal
Naar andere talen: • teach > DEteach > ESteach > FR
Vertalingen teach EN>NL
to give knowledge, skill or wisdom to a person; to instruct or train (a person): “She teaches English / the piano”
leren

'teacher (Zelfstandig naamwoord)

a person who teaches, especially in a school.
leraar

teaching (Zelfstandig naamwoord)

1 the work of teacher: “Teaching is a satisfying job”
onderwijs

2 guidance or instruction: “She followed her mother's teaching.”
les

3 something that is taught: “one of the teachings of Christ.”
leer
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to teach bijbrengen (ww.) ; bijleren (ww.) ; doceren (ww.) ; inlichten (ww.) ; leren (ww.) ; lesgeven (ww.) ; onderrichten (ww.) ; onderwijzen (ww.) ; voorlichten (ww.)
teach aanleren ; afleren ; afwennen ; instrueren ; scholen
Bronnen: interglot; Omegawiki.org; Wakefield genealogy pages


Voorbeeldzinnen met `teach`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: brief
EN: coach
EN: drill
EN: edify
EN: educate
EN: guide
EN: inculcate
EN: initiate
EN: instruct
EN: prepare

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: she teaches school NL: (Am.) ze is onderwijzeres