Vertaal
Naar andere talen: • zahlen > ENzahlen > ESzahlen > FR
Zie ook: zählen

Vertalingen zahlen DE>NL

zahlen

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦaːlən]

jemandem für eine Sache oder Leistung geben - betalen
in bar / per Überweisung / mit Karte zahlen - contant / overmaken per bank / met plastic (kaart) betalen
Er hat mir 100 Euro für den Fernseher gezahlt. - Hij heeft € 100,00 aan mij betaald voor de tv.
Sie hat diesen Monat die Miete noch nicht gezahlt. - Zij heeft de huur van deze maand nog niet betaald.
ein schlecht zahlender Arbeitgeber - een slecht betalende werkgever
uitdrukking Zahlen, bitte!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zahlen (ww.) aanzuiveren (ww.) ; nabetalen (ww.) ; vereffenen (ww.)
das Zahlenhet betalen ; het dokken ; het voldoen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zahlen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgelten
DE: ablösen
DE: abrechnen
DE: abtragen
DE: abzahlen
DE: ausgleichen
DE: Begleichung
DE: Buße tun
DE: büßen
DE: die Zeche bezahlen müssen