Vertaal
Naar andere talen: • abzahlen > ENabzahlen > ESabzahlen > FR
Vertalingen abzahlen DE>NL

abzahlen

werkw.
Uitspraak:  aaːlən]

in Raten bezahlen financieel - aflossen
Das Haus ist noch nicht abgezahlt. - Het huis is nog niet afbetaald.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abzahlen (ww.) afbetalen (ww.) ; afrekenen (ww.) ; vereffenen (ww.) ; verrekenen (ww.)
das Abzahlenhet betalen ; het dokken ; het voldoen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `abzahlen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abrechnen
DE: abtragen
DE: aufheben
DE: Begleichung
DE: freikaufen
DE: liquidieren
DE: zahlen
DE: Zahlung