Vertalingen zusammenbrechen DE>NL
zusammenbrechen
werkw.
1) einstürzen -
instorten Die alte Brücke drohte zusammenzubrechen. - De oude brug dreigt in te storten. |
2) kraftlos zu Boden sinken oder die Nerven verlieren und weinen o. Ä. -
ineenzakken Eine Frau ist auf der Straße zusammengebrochen. - Een vrouw is op de straat ineengezakt. Er brach weinend zusammen, als er von ihrem Tod erfuhr. - Hij zakte huilend ineen toen hij hoorde van haar dood. |
3) nicht mehr funktionieren -
stil vallen Der gesamte Verkehr war zusammengebrochen. - Al het verkeer kwam tot stilstand. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zusammenbrechen (ww.) | ineenzijgen (ww.) ; ten gronde gaan (ww.) ; te gronde gaan (ww.) ; ploffen (ww.) ; ondergaan (ww.) ; neerploffen (ww.) ; inzinken (ww.) ; inzakken (ww.) ; invallen (ww.) ; ineenzakken (ww.) ; in elkaar zakken (ww.) ; in elkaar storten (ww.) ; bezwijken (ww.) |
das Zusammenbrechen | het instorten ; het ineenstorten |
zusammenbrechen | onderbreken ; onderbreking |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `zusammenbrechen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: einsackenDE: einsinkenDE: erliegenDE: explodierenDE: hineinfallenDE: hinfallenDE: platzenDE: plumpsenDE: umkommenDE: untergehen