Vertalingen zerren DE>NL
I zerren
werkw.
1) mit Anstrengung oder Gewalt irgendwohin ziehen -
trekken , slepen Es gelang ihr, den Schrank vor die Tür zu zerren. - Het lukte haar om de kast voor de deur te slepen. Sie wurde von zwei Männern ins Gebüsch gezerrt. - Zij werd door twee mannen in de bosjes getrokken. |
2) durch zu starke Dehnung verletzen medisch -
verrekken sich beim Sport einen Muskel zerren - tijdens het sporten een spier verrekken |
II die Zerrung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈʦɛrʊŋ] |
Verbuigingen: | Zerrung , Zerrungen |
deel van de uitdrukking: medisch verrekking eine schmerzhafte Zerrung des Wadenmuskels - een pijnlijke verrekking van de kuitspier |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zerren (ww.) | rukken (ww.) ; slepen (ww.) ; sleuren (ww.) ; trekken (ww.) |
zerren | sjorren |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `zerren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: fortschleppenDE: fortziehenDE: mitschleppenDE: reißenDE: schleifenDE: schleppenDE: ziehenDE: zupfen