Vertalingen zerlegen DE>NL
I zerlegen
werkw.
1) ein Ganzes in seine einzelnen Elemente aufteilen -
uit elkaar halen , demonteren das Bett in seine Einzelteile zerlegen - het bed demonteren tot afzonderlijke delen Die Nahrung wird im Magen von Enzymen zerlegt. - In de maag worden de enzymen uit de voeding gehaald. |
2) in Stücke schneiden -
slachten Die Wale werden noch an Bord zerlegt. - De walvissen worden aan boord nog geslacht. |
II die Zerlegung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ʦɛɐˈleːgʊŋ] |
Verbuigingen: | Zerlegung , Zerlegungen |
1) deel van de uitdrukking: verdeling 2) deel van de uitdrukking: verdeling © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zerlegen (ww.) | scheiden (ww.) ; verwoesten (ww.) ; verscheuren (ww.) ; vernietigen (ww.) ; vernielen (ww.) ; verbrijzelen (ww.) ; verbreken (ww.) ; uiteenvallen (ww.) ; uiteenhalen (ww.) ; uit elkaar vallen (ww.) ; uit elkaar nemen (ww.) ; uit elkaar halen (ww.) ; stuksnijden (ww.) ; stukmaken (ww.) ; splitsen (ww.) ; slopen (ww.) ; ruineren (ww.) ; opheffen (ww.) ; ontleden (ww.) ; ontbinden (ww.) ; kapot scheuren (ww.) ; iets afbreken (ww.) ; forceren (ww.) ; ergens uitscheuren (ww.) ; desintegreren (ww.) ; beëindigen (ww.) ; anatomiseren (ww.) ; analyseren (ww.) ; afbreken (ww.) ; aan stukken snijden (ww.) |
zerlegen | ontbinden |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `zerlegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abbrechenDE: AbkoppelnDE: abtragenDE: abwrackenDE: analysierenDE: anbrechenDE: aufdröselnDE: aufknotenDE: aufmachenDE: aufteilen