Uitspraak: | [voː] |
Wo wohnen Sie? - Waar woont u? Ich weiß nicht, wo sie gestern Abend war. - Ik weet niet waar zij gisterenavond was. |
die Stelle im Wald, wo es die meisten Pilze gibt - de plaats in het bos waar de meeste paddenstoelen zijn Bitte bleiben Sie, wo Sie sind. - Blijf alstublieft waar u bent. |
In dem Moment, wo es passierte, war ich unkonzentriert. - Op het moment waar het gebeurde was ik ongeconcentreerd. |
Wenn ich schon mal wo bin, möchte ich mich dort auch umsehen. - Als ergens ben wil dan ik daar ook eens rondkijken. |