ja

particle

Uitspraak:

[jaː]

1) als zustimmende Antwort auf eine Bitte, Frage verwendet - ja

„Kommst du mit?‟ – „Ja, gern!‟ - "Ga je mee?"- "Ja, graag!"

Ja zu etw. sagen (=einer Sache zustimmen) - ergens ja tegen zeggen

zu allem Ja und Amen sagen (=nie widersprechen) - op alles ja en amen zeggen

2) drückt aus, dass man Zustimmung erwartet - niet waar?

Du kommst doch heute Abend, ja? - Jij komt toch ook vanavond, niet waar?

3) verwendet, um eine Aussage oder einen Ausruf einzuleiten - ja

Ja, das waren noch Zeiten! - Ja, dat waren nog eens tijden! Ja, was machen wir denn da? - Ja, hoe doen we dat dan?

4) verwendet, um sich am Telefon zu melden - ja

Ja, bitte? - Ja, hallo?

5) drückt Erstaunen oder Zweifel aus - ja

„Ich bin fertig!‟ – „Ja? Schon?‟ - "Ik ben klaar!"- "Ja? Nu al?" Ja, wirklich? - Ja, echt waar? Du bist ja schon da! - Daar ben je al!

6) dient in einem Aussagesatz zur Bekräftigung - toch

Ich komm ja schon! - Ik kom al! Das ist ja nicht so schlimm. - Dat is toch niet zo erg.

7) drückt aus, dass etw. bereits bekannt ist - ja

Damals wusste ich das ja noch nicht. - Toen wist ik dat toch nog niet.

8) verwendet, um eine Drohung oder Warnung zu verstärken - ja

Tu das ja nicht! - Dat doe je niet, ja!

auch ja (=zur Ermahnung verwendet) - ook al Dass ihr mir auch ja brav seid morgen! - Dat jullie morgen voor mij ook lief zijn!

9) dient dazu, eine Zustimmung einzuschränken - ja

Ich würde ja gern, aber ich kann nicht. - Ik zou het graag doen maar ik kan niet. Ich kann's ja mal versuchen. - Ik kan het wel eens proberen.

10) deel van de uitdrukking:

ja (sogar) (=zur Steigerung verwendet) - ja (zelfs) Ich mag ihn sehr, ja, ich liebe ihn sogar. - Ik mag hem graag, ik hou zelfs van hem.

© K Dictionaries Ltd.

ja	inderdaad ; ja ; jawel ; naar ; wel ; welnu ; zoals ; immers

Bron: interglot




DE: als
DE: da
DE: denn
DE: gleichwie
DE: indem
DE: indes
DE: indessen
DE: jawohl
DE: nun
DE: so

DE: na ja NL: nou ja
DE: sagen Sie das ja nicht! NL: zegt u dat vooral niet!
DE: es ist ja schon zu spät NL: maar het is al te laat
DE: das wäre ja noch schöner NL: dat zou nog mooier zijn
DE: ich kann es dir ja sagen, aber du hast nichts davon NL: ik kan het je wel zeggen, maar je hebt er niets aan
DE: es gibt ja so viel zu sehen NL: er is ook zo veel te zien
DE: es schneit ja! NL: het sneeuwt warempel!