Vertaal
Naar andere talen: • verkleiden > ENverkleiden > ESverkleiden > FR
Vertalingen verkleiden DE>NL

I verkleiden

werkw.
Uitspraak:  [fɛɐˈklaidən]

1) durch ein Kostüm das Äußere verändern - verkleden
Kinder verkleiden sich gern. - Kinderen verkleden zich graag.

2) mit einer Schicht Holz o. Ä. bedecken - bekleden
mit Holz verkleidete Wände - met hout betimmerden muren


II die Verkleidung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [fɛɐˈklaiŋ]
Verbuigingen:  Verkleidung , Verkleidungen

1) deel van de uitdrukking: kostuum
In dieser Verkleidung wird dich niemand erkennen. - In dit kostuum zal niemand je herkennen.

2) deel van de uitdrukking: bekleding
Heizungsverkleidung - ombouw om de verwarming
Wandverkleidung - wandbekleding

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
verkleiden (ww.) andere kleren aantrekken (ww.) ; bedekken (ww.) ; bekleden (ww.) ; betimmeren (ww.) ; omkleden (ww.) ; overtrekken (ww.) ; verkleden (ww.) ; vermommen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `verkleiden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: bedecken
DE: bekleiden
DE: beziehen
DE: tarnen
DE: umkleiden
DE: umziehen
DE: verdecken
DE: vermummen
DE: versehen