Vertalingen tarnen DE>NL
I tarnen
werkw.
jemanden / etw. so gestalten, dass er / es nicht gesehen oder erkannt werden kann -
camoufleren ein Verbrechen als Unfall tarnen - een misdrijf camoufleren alsof het een ongeval is Sie tarnte sich als Krankenschwester / mit einer Perücke. - Zij verkleedde zich als verpleegster / met een pruik. ein perfekt getarntes Insekt - een perfect gecamoufleerd insect |
II die Tarnung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈtarnʊŋ] |
Verbuigingen: | Tarnung , Tarnungen |
deel van de uitdrukking: camouflage Das grüne Tuch dient der Tarnung. - Het groene doek dient ter camouflage. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
tarnen (ww.) | achterhouden (ww.) ; camoufleren (ww.) ; in omgeving op laten gaan (ww.) ; verbergen (ww.) ; verduisteren (ww.) ; verheimelijken (ww.) ; verkleden (ww.) ; vermommen (ww.) ; verstoppen (ww.) ; wegstoppen (ww.) |
tarnen (alt=Tarn-) | heimelijk |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `tarnen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abschirmenDE: bedeckenDE: hinterziehenDE: kamouflierenDE: kaschierenDE: maskierenDE: umkleidenDE: VerbergenDE: verhehlenDE: verheimlichen