Vertalingen splissen DE>NL
splissen (ww.) | doorhakken (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; klieven (ww.) ; kloven (ww.) ; loskoppelen (ww.) ; scheiden (ww.) ; splijten (ww.) ; splitsen (ww.) ; uit elkaar halen (ww.) ; uiteengaan (ww.) ; uiteensplijten (ww.) ; uitsplitsen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `splissen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AbkoppelnDE: berstenDE: durchhauenDE: durchschneidenDE: loskoppelnDE: scheidenDE: schlagenDE: spaltenDE: streichenDE: trennen