Vertaal
Naar andere talen: • sauer > ENsauer > ESsauer > FR
Vertalingen sauer DE>NL

I sauer

bijv.naamw.
Uitspraak:  zauɐ]

1) mit dem Geschmack von Zitronen, Essig usw. - zuur
saure Sahne - zure slagroom
Die Milch ist sauer geworden. - De melk is zuur geworden.
Die Äpfel sind noch ganz sauer. - De appels zijn nog heel zuur.

2) mit Essig haltbar gemacht - zuur

3) mit Eigenschaften von Säuren - zuur

4) schlecht gelaunt, verärgert - kwaad
Bist du sauer auf mich? - Ben je kwaad op mij?
Wenn wir nicht gehorchen, wird er sauer. - Als wij niet gehoorzamen wordt hij kwaad.


II sauer

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: zuur
sauer eingelegte Pilze - paddenstoelen in het zuur

2) wie eine Säure scheikunde - zuur
etw. reagiert sauer - iets reageert zuur

3) deel van de uitdrukking: geïrriteerd
sauer reagieren - geïrriteerd reageren

4) deel van de uitdrukking: moeizaam
sauer erspartes / verdientes Geld - moeizaam gespaard / verdiend geld

5) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem sauer aufstoßen
uitdrukking jemandem sauer ankommen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das Sauerde zurigheid (v)
Sauer melig ; luid ; misnoegd ; nijdig ; ontevreden ; ontstemd ; rot ; saai ; verbolgen ; vertoornd ; vervelend ; woedend ; wrang ; wrevelig ; zeer boos ; zuur ; zuur smakend ; giftig ; afgezaagd ; bitter ; boos ; ellendig ; ergerlijk ; gebelgd ; gepikeerd ; geprikkeld ; hard ; hardop ; irritant ; kwaad ; langdradig ; langwijlig ; lastig ; zuur
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `sauer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: agitiert
DE: aufgebracht
DE: aufgeregt
DE: beschwerlich
DE: bitter
DE: ergrimmt
DE: erhitzt
DE: erregt
DE: essigartig
DE: Fest