1. MWB
  2. Vertalen
  3. sausen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • sausen > EN • sausen > ES • sausen > FR
Vertalingen sausen DE>NL

sausen

werkw.
Uitspraak:  [ˈzauzən]

1) schnell irgendwohin laufen, fahren, fliegen - vliegen
Sie ist noch mal schnell zum Bäcker gesaust. - Zij is nog eens snel naar de bakker gevlogen.
auf Skiern zu Tal sausen - op ski's naar het dal stuiven
Ein Auto kam um die Ecke gesaust. - Een auto kwam de hoek om gestoven.
uitdrukking durch eine Prüfung / das Abitur / ... sausen
uitdrukking etw. sausen lassen
uitdrukking jemanden sausen lassen

2) sich mit deutlich hörbarem Geräusch bewegen - suizen
Mir sauste das Blut in den Ohren. - Bij mij suist het bloed in de oren.
Hörst du das Sausen des Windes? - Hoor je het suizen van de wind?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
sausen (ww.) brullen (ww.) ; het uitgillen (ww.) ; kelderen (ww.) ; ruisen (ww.) ; suizelen (ww.) ; suizen (ww.) ; uitroepen (ww.) ; uitschreeuwen (ww.) ; zacht ruisen (ww.) ; zakken (ww.)
das Sausen gestuif (znw.) ; het gesuis ; de suizing (v)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `sausen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abrutschen
DE: aus Zink
DE: bellen
DE: donnern
DE: durchfallen
DE: durchrasseln
DE: einnicken
DE: einpacken
DE: einsacken
DE: einschlafen